De geschiedenis van de tufttechnologie gaat terug tot 1950, toen de Amerikaanse ingenieur Cobble een machine ontwierp om continu tapijten te produceren met behulp van de naald-pons-tuftmethode.
Tuftmachines gebruiken de gesynchroniseerde werking van breinaalden en haken om de lussen in de schering te houden, waardoor de lussen eruit worden getrokken. Het werkingsprincipe van deze machine lijkt sterk op dat van een naaimachine. Het belangrijkste verschil is dat het aantal naalden heel dicht bij elkaar ligt. Elke naald leidt de draad door de schering. Vanaf de verkeerde kant wordt de draad opgepikt door een haak, waardoor een lus ontstaat en een vloerkleed ontstaat met zogenaamde lussen (rollen, prints).
Gesneden pool (cut-loop, gesneden pool) wordt verkregen door de haak uit te rusten met een snijmes dat de lus doorsnijdt zodra deze wordt gevormd. De draden worden vastgezet met latex en de hulpbasis kan vervolgens worden gecoat.
Dankzij de tufttechnologie kunnen we het breedste scala aan tapijtontwerpen realiseren. Verschillende poolhoogtes, verschillende tapijtpatronen door het gebruik van verschillende patronen, rasters met bewegende draden - dit alles biedt eindeloze tapijtdessins.
Tegenwoordig zijn tapijten niet alleen te zien in de woon- of slaapkamer van een comfortabel appartement, maar ook in banken, kantoren, trappen en gangen van openbare gebouwen, sport- en concertzalen. Door de verschillende materialen en basismaterialen van tapijten zijn ze niet bang voor vocht, rotten ze niet gemakkelijk, zijn ze slijtvast, zijn ze gemakkelijk vuil te verwijderen en behouden ze de oorspronkelijke kleur en helderheid gedurende het hele leven, wat onvergelijkbaar is met gewone tapijten. geweven tapijten.