Het tuften wordt gewoonlijk bewerkstelligd door het inbrengen van heen en weer gaande naalden die met garen zijn geregen door de primaire steunlaag om plukjes of lussen garen te vormen. Loopers of haken, die doorgaans in een getimede relatie met de naalden werken, zijn zo geplaatst dat de grijpers net boven het oog van de naald worden gepositioneerd wanneer de naalden zich op een uiterste punt in hun slag door de steunstof bevinden. Wanneer de naalden dat punt bereiken, wordt het garen door de grijpers van de naalden opgepikt en kort vastgehouden. Lussen of bosjes garen ontstaan doordat de naalden terug door de primaire rug gaan. Dit proces wordt doorgaans herhaald wanneer de lussen van de grijpers weg bewegen als gevolg van het voortbewegen van de steunlaag door het naaldapparaat